434 4 MEI 1928. De heer SCHRAUWENDit is al driemaal in de gas- commissie geweest. Het is telkens blijven hangen op ad ministratieve bezwaren. De VOORZITTER noodigt den heer Van Houten uit desgewenscht een wijzigingsvoorstel van de verordening in te dienen. Wat de tank betreft, merkt Spr, op, dat de Gemeente hierin misschien niet geheel vrij is. Wij hebben wellicht ten deze verplichting tegenover de Maatschappij Noord-West- Brabant. Burgemeester en Wethouders kunnen daarom niet meer doen dan dit vraagstuk in beschouwing nemen. Den heer Van Veen heeft, volgens Spr., Wethouder Van Buitenen reeds voldoende geantwoord. Spr. wil er nog aan toe voegen, dat de raadsleden welkom zullen zijn als zij zich bij de Directie vervoegen. De heer VAN HOUTEN wenscht stemming over zijn voorstel betreffende hel plaatsen van een tank. De VOORZITTER stelt voor, het voorstel naar Burge meester en Wethouders ter fine van prae-advies te zenden. De heer VAN HOUTEN verzet zich hiertegen. De heer SPEYART VAN WOERDEN meent, dat de heer Van Houten zich hier op een gevaarlijken weg begeeft. Wij allen, aldus Spr., vinden het erg, dat een deel der burgers geen goed drinkwater heeft. Maar wij hebben ons nu eenmaal te stellen op de feiten zooals zij werkelijk zijn. Het bedoelde gebied is een concessie-gebied van een ander dan de Gemeente. Daar zijn wij dus in onze vrijheid be perkt. We moeten nu weten: in hoever zijn we beperkt; mogen we daar alleen geen leiding leggen of mogen we daar zelfs geen tank met water plaatsen Die vragen moeten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1928 | | pagina 434