4 MEI 1928. 437 bedrijven zijn, welke den stroom rechtstreeks van de P.N. E.M. betrekken tegen 2.2 cent per K.W.U., waarbij nog allerlei gunstige voorwaarden zijn, komt het mij voor, dat de door de Gemeente betaalde prijs per K.W.U. zeer hoog is. Nu in 1929 het contract met de P.N.E.M. afloopt, zal door het gemeentebestuur al het mogelijke moeten worden ondernomen om ten aanzien der stroomprijzen belangrijk gunstiger bepalingen te verkrijgen dan thans het geval is. Het gaat m.i. niet op, Mijnheer de Voorzitter, dat de P.N. E.M. van de positie, waarin de Gemeente verkeert, tenge volge van een bepaling in het contract, waarin het de Ge meente verboden is een eigen electrisch bedrijf te stichten, dusdanige prijzen op te leggen, die zij aan geen enkel particulier bedrijf zou kunnen opleggen om de eenvoudige reden, dat bedrijven, welke ook stoomkracht gebruiken, de electrische energie belangrijk goedkooper kunnen ontwikke len dan tegen een prijs van 6.1 cent. Waarom bepaalde bedrijven, welke vóór de annexatie in Princenhage gelegen waren, goedkooper stroom kunnen betrekken dan de Ge meente moet betalen, is mij niet recht duidelijk. De stroom, ontwikkeld door het provinciaal bedrijf, zal voor de buiten gemeenten toch niet goedkooper ontwikkeld kunnen worden dan voor onze gemeente. Het is m.i. dit, dat door de P.N. E.M. schromelijk misbruik wordt gemaakt van hare positie, die zij heeft tegenover de grootere gemeenten, die door haar aan handen en voeten zijn gebonden en hare prijzen politiek maar hebben te slikken. Te zijner tijd, Mijnheer de Voor zitter, hierover meer. In het antwoord op het Centraal Rapport zeggen Burge meester en Wethouders, dat het ten aanzien van straten, waar geen kabels liggen en waar reeds gasaansluitingen zijn, niet gewenscht is kabels te leggen, omdat dan zoowel de gas- als electriciteitsaanleg niet rendabel wordt. Mijnheer de Voorzitter, hiermede ben ik het niet eens. Ik ben van meening, dat ieder, die behoefte heeft aan elec- triciteit, dit ook moet kunnen betrekken, terwijl toch ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1928 | | pagina 437