4 MEI 1928. 439 dat deze verlaging in totaal minder zou opbrengen f 51,750.— f 12,500.— is f 64,250.—. De heer MEIJVIS verzoekt om nieuw-Breda, wat de straat verlichting betreft, gelijk te stellen met oud-Breda. In het nieuwe gedeelte wordt het licht anderhalf uur eerder gedoofd dan in het oude gedeelte. Spr. acht dit onjuist; ook met het oog op de zedelijkheid moeten daar de lichten eerder langer dan korter blijven branden. De heer VAN BUITENEN vraagt, wat de heer Zijl mans dan eigenlijk wil weten. Moet dan elke brief aan den Raad worden overgelegd? Spr. zegt toe, dat straks de zaak be hoorlijk voorbereid aan den Raad zal worden voorgelegd. De heer Van Houten vergelijkt twee ongelijksoortige grootheden met elkaar. De industrieën krijgen den stroom goedkooper omdat deze hun groote kwantums stroom be trekken buiten de z.g. spertijd, terwijl de gemeente door loopend stroom betrekt, voor een zeer groot deel juist in de speruren, hetgeen de kosten hooger doet zijn. De gemeente kan dus niet met de industrieën vergeleken worden. Het door den heer Me ij vis gevraagde zal Spr. doen onderzoeken. De heer ZIJLMANS meende, dat de voorbereidingen in zake het nieuw te sluiten contract met de P.N.E.M. reeds zoover gevorderd waren, dat Burgemeester en Wethouders daaromtrent mededeelingen zouden kunnen doen aan den Raad. Spr. wacht nu gaarne te zijner tijd nadere mede deelingen af, desnoods in een besloten vergadering. De heer VAN VEEN zegt, dat zijn fractie die vraag tot Burgemeester en Wethouders heeft gericht ten einde de be langstelling, die op het oogenblik in de geheele provincie voor de prijzenpolitiek der P.N.E.M. bestaat, ook hier in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1928 | | pagina 439