444 4 MEI 1928. De heer VAN VEEN vraagt, nu het Slachlhuisplan in een vergevorderd stadium van uitvoering is, hoe het staat met het door Spr. indertijd gedaan verzoek om een commissie van bijstand in te stellen voor de Veemarkt en het Slachthuis. De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders eerlang hun meening daaromtrent zullen kenbaar maken. De heer VAN VEEN heeft bij het afdeelingsonderzoek nog een vraag gesteld, die tot zijn spijt niet in het Centraal Rapport is opgenomen. Spr. had gevraagd, waarom in dit bedrijf een kapitaal van juist f 100.000.was gestoken. Ten minste uit de rente, ten laste van dit bedrijf komende, maakt Spr. op, dat het kapitaal f 100.000.groot is. De VOORZITTER antwoordt, dat inderdaad een kapitaal van f 100.000.in dit bedrijf gestoken is. De heer VAN VEEN zegt, dat hij dit wel weet, maar Spr. wil juist weten hoeveel van die 100.000 gulden nog in kas is, indien niet het geheele bedrag in het bedrijf is gestoken. De VOORZITTER zegt, dat de 100.000 gulden, zooals Spr. reeds gezegd heeft, geheel in het bedrijf zijn gestoken. Zonder verdere bedenkingen wordt hierna de begrooting voor het Veemarktbedrijf goedgekeurd. BURGERLIJK ARMBESTUUR. De heer COHEN zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Zooals U bekend is, is door ons bij een der vorige ver kiezingen van een lid van het Burgerlijk Armbestuur de verklaring afgelegd, dat wij op een van onze menschen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1928 | | pagina 444