4 MEI 1928.
447
tevens een bewijs, dat door het Burgerlijk Armbestuur zelf
wordt gevoeld, dat hier verzachtend moet worden opgetreden.
Wanneer het Burgerlijk Armbestuur zou worden omgezet
in „Maatschappelijk Hulpbetoon", krijgt de hulp, die gege
ven wordt, een geheel ander cachet.
Verder wordt in het Centraal Rapport gezegd, dat het
geen afdoende oplossing zou geven. Maar dan toch in
ieder geval een veel betere oplossing dan wanneer men
eenvoudig niets doet. Of het wettelijk toelaatbaar is, Mijn
heer de Voorzitter, daar ben ik niet zoo bang voor, gezien
het feit, dat in verschillende plaatsen van ons land een
dergelijke instelling reeds bestaat en daar dus wèl wettelijk
toelaatbaar is.
Nu weet ik wel, dat het moeilijkheden met zich brengt,
b.v. met de eigendommen, die het Burgerlijk Armbestuur
bezit, doch die zullen ook wel elders bestaan hebben toen
men tot omvorming overging.
Alles bijeen genomen, Mijnheer de Voorzitter, zou ik het
College wiflen verzoeken deze zaak eens ter hand te nemen
en bij den Raad met voorstellen te komen in den geest als
door mij wordt bedoeld.
Ik ben ervan overtuigd, dat, wanneer een dergelijke in
stelling hier in het leven wordt geroepen, dit in een groote
behoefte zal voorzien.
De heer VAN VEEN heeft tot zijn verwondering niets
anders naar voren hooren brengen dan naamsverandering.
Over reorganisatie, aldus Spr., is niet gesproken. Spr. heeft
hooren zeggen, dat het voor de arbeiders onteerend is naar
het Burgerlijk Armbestuur te moeten gaan. Ook Spr. vindt
dit voor hen onaangenaam. In dit verband wenscht Spr.
in herinnering te brengen, dat toen Spr. indertijd voorstelde
om ook aan ongeorganiseerden steun te verleenen door middel
van een regeling, zooals geldt voor georganiseerden, de
heeren, die nu om naamsverandering vragen, daar niet aan
wilden. Ze zouden dan immers een prachtmiddel om de