15 NOVEMBER 1929
1005
De VOORZITTER komt op tegen de uitdrukking „onzin",
waar het hier gaat over het advies van een commissie als
deze, die zich bovendien hier niet verdedigen kan. In de
enkele gevallen, waarin afwijzend op een verzoek om ont
heffing van art, 15 der Bouwverordening wordt geadviseerd,
weet belanghebbende altijd wel een of meer raadsleden te
winnen om zijn belangen hier te bepleiten en het is dan
uiteraard heel moeilijk voor den Raad om een beslissing
te nemen. Overigens beschouwen Burgemeester en Wet
houders de twijfelachtige gevallen steeds zeer ernstig; zij
stellen in den regel een persoonlijk onderzoek ter plaatse in.
De heer VAN VEEN is het in deze volkomen met den
heer Zijlmans eens. De toevoer van licht en lucht tot
het perceel zelf en tot de omgeving zal niet wcwden ge
schaad. In zoo'n geval mag men de gevraagde ontheffing
niet weigeren, want dat zou een volkomen noodelooze be
perking van het eigendomsrecht zijn. Het gaat niet aan,
te zeggen, dat een adressant altijd wel een raadslid bereid
zal vinden om hier zijn belangen te bepleiten. Het is niet
alleen het recht, maar ook de plicht van ieder raadslid om
zich in dergelijke gevallen zelf ter plaatse te gaan over
tuigen en niet te zeilen op het kompas van Burgemeester
en Wethouders en de Gezondheidscommissie en zoo noodig
op te komen voor de belangen van den enkeling.
De heer ESBACH is ook van meening, dat de te maken
overkapping niet van grooten invloed zal zijn op den toe
voer van licht en lucht en ziet er derhalve geen bezwaar
in, de gevraagde ontheffing te verleenen.
De heer SCHRAUWEN heeft zich niet ter plaatse op de
hoogte gesteld en verzoekt, met het oog op hetgeen hier
tegen het prae-advies is aangevoerd, de verdere behandeling
van de zaak aan te houden tot de volgende vergadering,