15 NOVEMBER 1929.
1017
Evenals.de heer Zijl mans dring ik aan op verlaging
van het stroomtarief voor de klein-industrie, omdat, zpoals
door ons beiden reeds meermalen is betoogd, zoowel de
klein-industrie als de gemeente daarvan zullen profiteeren.
De heer VAN HOUTEN verklaart, namens zijn fractie,
dat zij met dit voorstel accoord kan gaan. Zij zal de
resultaten van deze regeling afwachten en na een jaar zien
wat haar te doen staat.
De heer ESBACH zegt, dat het feit, dat dit voorstel niet
als prae-advies op de motie-H a a 1 m an is ingekleed, z. i.
van weinig belang is; inderdaad is door meerdere leden
van den Raad aandrang uitgeoefend op de invoering van
een vastrechttarief voor levering van electriciteit. Het komt
Spr. voor, dat de verdere opmerkingen van den heer
Haaiman niet zoozeer slaan op het vastrechttarief als
wel op de electriciteitsprijzen in het algemeen. De prijzen
toch, die volgens het voorgestelde vastrechttarief zullen
worden betaald, loopen parallel aan de andere lichtprijzen.
Men kan zich de zaak aldus voorstellen, dat van het 70-tal
woningen, dat is onderzocht, een graphicum is opgesteld,
waar van devloeroppervlakten en de jaarlijksche stroomprijzen
de coördinaten vormen. Een graphicum, dat hieraan pa
rallel loopt, doch waarvan de prijzen iets minder zijn, levert
dan de factoren van het voorgestelde tarief.
Wat de opmerkingen van den heer Van Veen betreft,
merk ik op, dat het iets typeerends van het vastrecht is,
dat het meerdere verbruik de stimulans moet vormen; aan
elk vastrecht is zulks eigen. De klein-industrie maakt over
het algemeen gebruik van het dubbeltarief. Dit nu is met
een herzien en het tarief buiten spertijd op 10 cent per
K. W. U. gebracht. De klein-industrie is dus ook wel
degelijk met de voorgestelde wijzigingen gebaat.
De heer HAALMAN kan zich niet herinneren, dat hier