1022 15 NOVEMBER 1929. toegaat en is van meening, dat de bedrijfsleiding voldoende bren op haar qui-vive kan zijn en de gevolgen van foutieve zuin meteraanwijzing direct behoort te constateeren. nem moe De heer VAN HOUTEN wilde eenzelfde opmerking maken vas^ als de heer Van Veen. Bovendien wil hij het hebben over het nieuwe art. 21a der verordening, regelende de D voorwaarden voor de levering van electriciteit. Wanneer men dat artikel wordt toegepast zullen zij, die klein behuisd zijn gezi en zeer zuinig moeten zijn met lichtverbruik, gedupeerd er z worden. Er zijn Spr. ouden van dagen bekend, die zich j aan 's avonds vroeg ter ruste begeven en dientengevolge geen lieht jaarverbruik van f 12,— hebben. Zulke menschen zouden dan bij het einde van het jaar het ontbrekende moeten D bijpassen. Spr. zou daarom de nieuwe bepaling zoodanig eens geredigeerd willen zien, dat zij alleen geldt voor hen, die won stroom verbruiken voor garages, pakhuizen, radio's enz., de doch niet voor verlichting van woningen. pakl V/ De heer LOONEN vraagt, of de uitspraak van den Di- zijn recteur der Bedrijven in geschillen, uit deze regelingen den voortvloeiende, bindend is, D De heer ESBACH antwoordt, dat dergelijke geschillen voo door Burgemeester en Wethouders worden beslecht. Verder vom zegt Spr. dat navordering bij miswijzing van den meter noo reeds lang wordt toegepast; de voorgestelde bepaling be- voo teekent alleen een redactie-verbetering ten einde moeilijk- ren heden te voorkomen. Een miswijzing wordt niet altijd vol direct geconstateerd. Als de meter een minder verbruik aanwijst, zal men niet altijd direct kunnen concludeeren tot een vermoedelijke miswijzing. Vaak zal men den meter pas voo contróleeren als dit zich herhaalt en dan moet men verhaal voo hebben op het meer verbruikte. her De heer Van Houten is opgekomen tegen de vast stelling van een minimum jaarverbruik van f 12,--. Spr.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 1022