15 NOVEMBER 1929. 1023 brengt daartegen in, dat, als er tnenschen zijn, die zóó zuinig moeten leven, zij beter gas voor verlichting kunnen nemen, daar dit veel goedkooper is. Het Electriciteilsbedrijf moet rendabel blijven, daarom wordt een minimum verbruik vastgesteld. De heer VAN HOUTENMen kan wel zeggen, dat die menschen maar petroleum-lampen moeten gebruiken, aan gezien die nog zuiniger in het gebruik zijn dan gas! Doch, er zijn nu eenmaal woningen, o. a. de gemeentewoningen aan de Dijklaan en den Vestkant, waarin electrische ver lichting is aangebracht. De heer VAN VEEN is het met den heer Van Houten eens, dat het minimum-jaarverbruik van f 12,piet voor woningen behoort te gelden, doch alleen voor hen, die zich de weelde permitteeren electrischen stroom voor garages, pakhuizen en radio's te gebruiken. Wat de kwestie van de navordering betreft, blijft Spr. bij zijn meening, dat verhaal alleen mag plaats hebben over den termijn van de laatste meteropname. De heer VAN BUITENEN zegt, dat het meermalen is voorgekomen, dat de gemeente kennelijk nadeel onder vonden heeft van miswijzing van den meter. Het is derhalve noodzakelijk daarin te voorzien. Te meer, daar het ook is voorgekomen, dat de verbruiker de miswijzing kon bespeu ren, doch, in plaats daarvan aangifte te doen, waartoe hij volgens verordening verplicht is, daarvan misbruik heeft gemaakt. Wat het bezwaar van den heer Van Houten tegen het voorgestelde art. 21a betreft, verklaart Spr. er ook wel wat voor te gevoelen om de ontwerp-regeling op dat punt te herzien. De heer VAN VEEN is van meening, dat navordering

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 1023