15 NOVEMBER 1929. 1031 44. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot vast stelling eener verordening op de heffing en invordering eener baatbelasting (aangehouden in de vorige vergadering), luidende als volgt: „Hierbij hebben wij de eer U aan te bieden een veror dening tot heffing en een tot invordering eener belasting, „wegens de op kosten van de gemeente aangebrachte of ,,aan te brengen verharding en rioleering van openbare „wegen, zooals in de vergadering van den 30sten Juli j.l. „werd in uitzicht gesteld. „Een dergelijke belasting is redelijk. Door de verharding „en rioleering profiteeren de gebruikers van de aanliggende „eigendommen en zooals dezerzijds reeds meermalen is be- „toogd, behooren dezen in de kosten bij te dragen. „Men kan van meening verschillen over den vorm, die „men aan de belasting moet geven. Voor eiken weg zoude „een afzonderlijke verordening kunnen worden voorgesteld; „men kan echter ook een meer algemeen werkende belasting „voordragen, waarbij voor alle verbeterde wegen een naar „de wegbreedte gelijke bijdrage wordt gevraagd. Aan laatst genoemden vorm geven wij om haar betere overzichtelijk heid de voorkeur, doch wij maken uitzondering voor wegen, „die wegens bijzondere omstandigheden voor een afzonder- „lijke belasting in aanmerking komen en voor eenige met „name aangeduide straten. Bij de eerste groep denken wij „aan de Markkade en andere wegen, waarvan de verbete ring zeer duur of zeer goedkoop zoude zijn; de met name „aangewezen straten willen wij buiten de belasting laten „blijven, niet omdat wij zouden meenen, dat wegens de „verbetering ervan voor het heffen eener belasting geen „reden zoude bestaan, doch alleen wijl zij, vóór de uit- „breidingswet grensstraten geweest zijnde, slechts aan die „bijzondere positie hebben te wijten, dat zij niet eerder „zijn verhard en gedoleerd. „De redactie van art. 1 is gegrond op den door ons ge- hozen vorm.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 1031