1046 15 NOVEMBER 1929. MS f". ft -'EM.'IVO i de aan dien weg gelegen industrie-terreinen hadden dus veel meer belang bij de verbetering van die kade dan de eigenaren van de aan woonstraten gelegen panden. Daarom moest de baatbelasting-Markkade op art. 242d zijn gebaseerd. Als de thans voorgestelde belasting op dat artikel moet be rusten, zou Spr. weieens van den heer Van Buitenen willen weten, hoe hij dan in de toekomst art. 242c wil toepassen. De heer Van Buitenen zegt nu wel: „Het is maar een formeele kwestie, welke de hoogere autoriteiten maar moeten uitmaken; het practische resultaat is hetzelfde", maar als Spr. overtuigd is, dat deze belasting op een ver keerde basis rust, is het hem niet mogelijk er voor te stem men. Als hier inderdaad sprake is van toepassing van art. 242d, dan zou in de toekomst b.v. ook belasting moeten worden geheven bij asphalteering van de Wilhelminastraat, want daarmede zijn de eigenaren van de daaraan gelegen panden ook gebaat en niet alleen die eigenaren, maar ieder, die in die straat komt: bakkers, melkverkoopers, slagers enz. Trouwens het College zelf voelt, dat in dit geval geen baatbelasting maar een aanlegbelasting moet worden gehe ven, want, hoewel de voorgestelde belasting als baatbelasting is uitgewerkt, noemt het haar „aanlegbelasting". De heer VAN MIERLO merkt op, dat de heer Van Veen heeft beweerd, dat het niet juist is van den heer Van Buitenen om, in afwijking met de memorie van toelichting op dit voorstel, het voor te stellen alsof deze belasting als bron van inkomsten noodig is. Spr. is het niet met den heer Van Veen eens. De vraag is maar: Hebben we bronnen van inkomsten noodig, ja of neen? Zoo ja, dan moeten wij zien, welke bronnen redelijk zijn. En deze belasting is redelijk. De heer Van Veen heeft verder ge zegd, dat de heer Van Buitenen een somber geluid heeft doen hooren en den stok achter de deur heeft gezet door met financieele moeilijkheden te dreigen- De heer Van Buitenen heeft dat niet gedaan; hij heeft niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 1046