110-4 21 NOVEMBER 1929. Rondvraag. De VOORZITTER merkt naar aanleiding van de woorden van den heer R i p p e n op, dat de huldiging niet van het Gemeentebestuur, doch van particuliere zijde is uitgegaan het Gemeentebestuur heeft haar alleen onderstreept. Wanneer de heer Rip pen c.s. Minister Verschuur wil huldigen, dan zal hij het Gemeentebestuur evenzeer bereid vinden, idaarvoor de receptiezaal ten Stadhuize af te staan. Bij den heer R i p p e n komt de aap echter aardig uit de mouw, 'waar hij vraagt, waarom de Raad niet bij de plechtigheid is uitgenoodigd. De heer Rip pen gooit het dan verder over den staatsrechtelijken boeg en zegt, dat de Raad toch het hoofd der gemeente is en niet Spreker, en dat een dergelijke huldiging dus van den Raad moet uitgaan. De heer R i p p e n moet evenwel niet vergeten, dat de uitnoodiging geschiedde in overleg met het Dagelijksch Bestuur, dat den Raad verte genwoordigt en voor hem optreedt. Burgemeester en Wet houders hebben herhaaldelijk dergelijke representatieve plich ten te vervullen, ontvangsten van kleinen omvang, waarbij het een onnoodige aanslag op de schatkist der gemeente zou zijn, wanneer daarbij telkens de 27 leden van den Raad werden uitgenoodigd. Burgemeester en Wethouders hebben op die manier getracht hun plicht behoorlijk te vervullen en zullen die gedragslijn blijven volgen. Ten slotte vraagt Spr., of de motie van den heer Haai man wordt ondersteund. Dit niet het geval zijnde, kan zij geen onder werp van behandeling uitmaken. De heer KROONE vraagt, of het voorstel tot het maken van een brug over den Marksingel, ter hoogte van de Balfort- straat, nog lang op zich zal laten wachten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 1104