1136
19 DECEMBER 1929.
heeft. Het is voor hem dan gemakkelijk, dat deze bij den
directeur te verkrijgen is.
De heer HAALMAN wil ook nog een en ander zeggen, al
weet hij vooruit, dat het toch niet helpen zal. Zooals de
Voorzitter Spr.'s amendement toelicht is het inderdaad niet.
De directeur is niet van het „ja of neen" van den huurder
eener cel afhankelijk. Er staat uitdrukkelijk in zijn amende
ment, dat men den directeur, zoo vaak hij dit gewenscht
achttoegang tot de cel moet verschaffen. Gaat de directeur
de cellen controleeren, dan brengt het fatsoen mede, dat hij
dit doet in het bijzijn van den huurder. Nog een practisch
voorbeeld van bezwarenden aard in het door Burgemeester
en Wethouders voorgestelde systeem is het volgende. Van
een cel is zoowel de directeur als de huurder in het bezit van
een sleutel. Op een goeden morgen draagt de huurder der cel
zijn knecht op, om een en ander uit de cel te gaan halen.
's-Middags gaat de huurder zelf eens een kijkje nemen en het
blijkt hem, dat hij een tong mist. Hij roept zijn knecht ter
verantwoording, doch deze beroept zich volkomen terecht op
het feit, dat ook de directeur in het bezit van een sleutel is.
Spr. wijst er ten slotte op, dat het gehuurde eigendom van
den huurder is, en niemand buiten zijn wil hiertoe toegang
mag hebben.
De heer COHEN kan zich met de zienswijze van den heer
Haaiman wel vereenigen.
De VOORZITTER geeft toe, dat er wel wat voor het amen
dement te zeggen is. Er staan echter argumenten tegenover,
welke pleiten voor het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders. Het kan wenschelijk zijn, dat de directeur direct controle
uitoefent op de koelcellen.
Het amendement van den heer Haaiman
wordt daarop in stemming gebracht, en aangeno
men met 13 tegen 11 stemmen.