19 DECEMBER 1929.
1145
„de buitengemeenten gebonden. Deze voorwaarden waren
„gebaseerd op de veronderstelling, dat alle daarvoor in aan
merking komende gemeenten samenwerkten. Nu deze alge-
„heele samenwerking belemmering ondervindt, zal dezerzijds
„overwogen moeten worden, of, en zoo ja, op welke voor
gaarden met de overige g^meen.en, waaronder wij dan in dit
„geval verstaan de gemeenten Zundert, Rijsbergen, Chaam
„en Terheijden, weder kan worden in zee gegaan. Het is nu
„nog niet te zeggen, of het al of niet aanbeveling zal ver
dienen met deze gemeenten weder te contracteeren.
„Waar de beëindiging der contracten van onzentwege het
„bovengegeven karakter draagt, achten wij het niet bezwaar
lijk den gemeentebesturen van genoemde vier gemeenten te
„doen weten, dat onzerzijds de «pzegging als niet geschied
„zal worden beschouwd, indien de gemeente Etten en Leur
„vóór 1 April 1930 op haar besluit tot afscheiding mocht
„terugkomen. In dit verband vestigen wij tevens Uwe aan
dacht op de mogelijkheid, dat de Kroon gebruik maakt van
„de bevoegdheid, haar in art. 23 der Vleeschkeuringswet ge-
„geven, en de gemeente Etten en Leur tot samenwerking
„dwingt.
„In aansluiting aan bovenstaande overwegingen hebben
„wij de eer Uwen Raad voor te stellen, ons te machtigen de
„overeenkomsten met de gemeenten Zundert, Rijsbergen,
„Chaam en Terheijden, betreffende de gezamenlijke regeling
„van den Vleeschkeuringsdienst, vanwege de gemeente Breda
„onderteekend op 30 December 1922, op te zeggen vóór 1
„Januari 1930."
De heer MEIJVIS vraagt, of de gemeente Etten en Leur
ook redenen voor haar opzegging heeft.
De VOORZITTER zegt, dat hem geen bepaalde motieven
bekend zijn. De aangesloten gemeenten zijn vrij om bij den
dienst aangesloten te blijven of er af te gaan, zooals ook de
gemeente Breda vrij is om het contract op te zeggen. De