19 DECEMBER 1929. 1159 R. K. meerderheid altijd bestrijding en onze voorstellen om deze 48-urige werkweek in te voeren, werden juist door deze meerderheid verworpen. Toen van de zijde van het College van Burgemeester en Wethouders een voorstel kwam om de 48-urige werkweek in te voeren, waren dezelfde heeren er voor Kinderachtig wordt deze houding echter, als men van zijn macht een dergelijk misbruik gaat maken en tracht om behan deling van door ons naar voren gebrachte zaken onmogelijk te maken. Reeds tweemaal hebben wij er bij de behandeling van de begrooting op gewezen, dat de Burgemeester en de Commissaris van politie hun bevoegdheid overschrijden door regelingen vast te stellen in zake de taxi-chauffeurs. De eerste maal deed hierbij het Bredasche I<- I. R- uitstekend dienst. De tweede maal, in januari 1929, hebben wij getracht de Raad in de zaak te betrekken door een motie voor te stellen, waarin de wenschelijkheid werd uitgesproken, dat ook deze verordening door den Raad moet worden behandeld en goed gekeurd. Wanneer deze motie behandeld zoü worden, staat het voor ons bij voorbaat vast, dat Burgemeester en Wethou ders in het ongelijk zullen worden gesteld. Om dit te voor komen wordt de motie eenvoudig niet behandeld. In April van dit jaar hebben wij nog eens aan Burgemeester en Wet houders gevraagd, wanneer het beloofde prae-advies op deze motie zou verschijnen. Bij schrijven van 10 April deelde ons de loco-burgemeester, Wethouder Van Buitenen, mede, dat de Burgemeester afwezig was en dat bij terugkomst een prae-advies te verwachten was. Wij zijn nu ruim 8 maanden later en het prae-advies laat nog steeds op zich wachten. Ziedaar de wijze van optreden van Burgemeester en Wet houders tegen hetgeen uit den Raad, althans vanuit onze frac tie, hier naar voren wordt gebracht. Op de vraag, waar het geld is verantwoord, dat van de taxi chauffeurs wordt ontvangen, worden wij verwezen naarvolgn. 40. Daar wordt gesproken van marktgelden en weeggelden. Deze gelden worden natuurlijk ook krachtens raadsbesluiten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 1159