19 DECEMBER 1929. 1175 genei antwoord gegeven. Hoe stelt het College zich voor, deze kwestie op te lossen Er moet toch iets gebeuren. Voorts merkt Spr. op, dat bij de behandeling in den Raad van de verordening op de heffing van rechten van het Open baar Slachthuis, de Directeur met een ambtenaar zich achter in de raadzaal bevonden. Daar is op zich zelf niets tegen. Heeft het College ambtenarenbijstand noodig, dan moet het daarvan gebruik maken. Maar laat dan die ambtenaren niet achter in de zaal plaats nemen, maar aan de tafel van Burgemeester en Wethouders, zooals in de 2e Kamer gebrui kelijk is. Spr. persoonlijk heeft toen veel last gehad van de clraadlooze telegrafie en telefonie tusschen den Voorzitter en den Directeur. Naast den Directeur zat, zooals Spr. reeds ge zegd heeft, een ondergeschikt ambtenaar, die niets met den dienst te maken had. Ware Spr. voorzitter van den Raad ge weest, dan had hij dien ambtenaar weggezonden. Ten slotte merkt Spr. op, dat de verbinding door autobussen van het Montensbosch met de stad een urgente zaak is. Dit deel der gemeente is totaal verstoken van elke communicatie met het centrum der stad. De heer LOONEN vraagt soepeler toepassing van de ver- keersverordening, speciaal met betrekking tot de parkeerplaat sen. Voorts dringt Spr. er op aan, de wekelijkschê markt niet te verplaatsen. Wel ware deze markt te ontlasten door verplaat sing van de groenten- en bloemenmarkt. De Havermarkt zou tot bloemenmarkt kunnen worden aangewezen. Spr. verklaart zich geen voorstander voor de invoering van een z.g. „Arbeidsreserve'"' voor gemeente-personeel. Den heer Haaiman merkt Spr. op, dat bindende beslui ten in de R. K- fractie slechts in hoogst ernstige gevallen worden genomen. De heer Haaiman heeft daarvan geen verstand en Spr. zou hem derhalve willen adviseeren om er in den vervolge niet meer over te spreken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 1175