19 DECEMBER 1929.
1181
werpt, belangrijk in aantal is toegenomen, wijst in die richting;
eerstdaags zal het nog worden uitgebreid met een woningin-
spectrice. Verder wenscht Spr. nog te wijzen op de belangrijke
toename der bedragen voor rente en aflossing bestemd, ten
laste van Hoofdstuk VI der begrooting. Dat zijn cijfers, die
meer zeggen dan de losse beweringen van sommige raads
leden.
De heer M e ij v i s wi een sportpark het gemeentebestuur
kan dat evenwel niet uit den grond stampen. De ontwikkeling
van Breda moet langs lijnen van geleidelijkheid gaan. Zoo erg
als het afgeschilderd wordt, is het echter met de sportterreinen
niet gesteld.
De heer VAN BUITENEN zegt, dat de heeren G r uijs en
Haaiman zich sarcastisch hebben uitgelaten over de
waardeering, waarmede in het Centraal Rapport door meer
dere leden over het beleid van Burgemeester en Wethouders
wordt gesproken. Spr. zou niet weten waarom men, als men
de critiek op dat beleid niet deelt, niet zijn instemming daar
mede zou mogen betuigen. Spr. van zijn kant heeft waardee
ring voor de spaarzame critiek door de heeren G r u ij s c.s.
en Haaiman op het beleid van Burgemeester en Wethou
ders uitgeoefend. Spr. heeft zoo het gevoel dat het arsenaal
der heeren niet al te zeer voorzien was. Er is weer gezegd,
dat alles wat van socialistische zijde komt, door Burgemeester
en Wethouders en de meerderheid van den Raad wordt afge
wimpeld. Spr. vindt dat een kinderlijke klacht. Immers, men
kan toch wel begrijpen, dat, als men zooals de heer Haai
man Va? of zooals de heer Gruijs c.s. 727 van den Raad
uitmaakt, men niet de leiding hééft.
De heer G r u ij s keurt verder het opnemen van de stand
plaatsvergoeding der taxi-chauffeurs onder volgno. 40 niet
goed. Spr. vindt deze kwestie niet van veel belang als de
Raad het beter vindt die vergoeding op een anderen post en
dan onder Hoofdstuk VI te verantwoorden, dan heeft Spr.
daar niets tegen.