1182
19 DECEMBER 1929.
De heer O r u ij s heeft ook beweerd, dat de gemeente een
slaatje slaat uit de verhuring der arbeiderswoningen; die be
wering is echter reeds door den heer Van M i e r 1 o voldoende
weerlegd. Het maken van winst is daarbij geen doel.
De heer Van Veen heeft gewezen op den toon van
voorzichtigheid, waarin de bij de begrooting gevoegde nota
van Burgemeester en Wethouders is gesteld en heeft gezegd,
dat het initiatief tot het uitvoeren van tal van onproductieve
werken niet van den Raad is uitgegaan. Dit is niet juist; door
den Raad is vaak aangedrongen op het doen van niet-produc-
tieve uitgaven. Het initiatief nemen is het trouwens niet alleen
wat verantwoordelijkheid met zich brengt; alle credieten
worden door den Raad verleend en hiervoor draagt ook de
Raad zijn verantwoording.
De heer Van Veen heeft er zich voorts over beklaagd,
dat zijn waarschuwingen door Burgemeester en Wethouders
in den wind geslagen zijn. Spr. kan zich niet herinneren seri
euze waarschuwingen van den heer Van Veen in den wind
te hebben geslagen. Wat bedoelde de heer Van Veen?
Het vergrooten der bedrijfskapitalen Deze beïnvloeden
evenwel de gemeente-rekening niet, daar zij winst afwerpen,
in elk geval geen lasten op de gemeente-rekening doen druk
ken.
De heer Van Veen heeft vervolgens min of meer sma
lend opgemerkt, dat Burgemeester en Wethouders al voor de
zooveelste maal de oprichting van een grondbedrijf in het
vooruitzicht hebben gesteld, maar aan den anderen kant ont
raadt hij verderen grondaankoop. Als wij echter geen gronden
meer hebben, dan is er geen grondbedrijf noodig. Overigens,
een ontwerp-verordening dienaangaande zal den Raad zeer
spoedig bereiken.
Wat het „afpoeieren" van de voorstellen der S. D. A. P.
betreft, wil Spr. nog opmerken, dat, als men met allerlei wen-
schelijkheden, die in Breda evenals elders nog opgehoopt
liggen, komt aandragen en dit voorstellen noemt, het geen
wonder is, dat zij niet allen tegelijk worden aanvaard dat