19 DECEMBER 1929. 1183 zijn geen rijpe voorsteden. In andere gemeenten, waar partij- genooten van den heer Gruijs aan het bewind zijn en tegenover een oppositie van communisten staan, kunnen zij ook slechts geleidelijk aan de vele wenschelijkheden voldoen. Voor de oppositie is het niet moeilijk, tal van zaken op Ie noe men die bijna iedereen verwacht, maar welke slechts geleide lijk tot verwezeh lij king kunnen komen; en dan de meerder heid telkens in gebreke te stellen, wanneer wat de oppositie dan z.g. voorgesteld heeft, niet tot uitvoering is gekomen. De heer Haaiman heeft betoogd, dat de financieele toe stand van de gemeente gunstiger is dan door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld; hij heeft ook nu weer een groot batig saldo voorspeld. Is dit helderziendheid of vertrou wen in het beleid van Burgemeester en Wethouders, vraagt Spr. Ook heeft de heer Haaiman het gehad over den nieu wen sluitpost van de begrooting na de inwerkingtreding van de wet tot herziening van de financieele verhouding tus- schen Rijk en gemeenten en hij heeft daarvoor aanbevolen de opcenten op de gemeentefonds-belasting en niet de winsten uit de bedrijven. Dit nu spreekt vanzelf; de bedrijfswinsten zouden een zeer riskanten sluitpost vormen. Een andere sluit post dan de bedoelde opcenten kan Spr. zich niet voorstellen. Hij heeft dat reeds op 15 November in deze vergadering gezegd. De vraag, hoe Burgemeester en Wethouders denken over invoering van een z.g. „arbeidsreserve'', zou volgens den heer Gruijs op laatdunkende wijze beantwoord zijn. Spr. kan dat niet inzienhij vindt het antwoord volkomen passend op de vraag. De bewering, dat het personeel in lossen dienst; der gemeente volkomen rechteloos is, is niet juist; hun rechtspo sitie is, voor zoover dat mogelijk is, geregeld in het Werklie denreglement. Spr. gelooft, dat de heer Me ij vis niet duide lijk de beteekenis van een „arbeidsreserve" voor den geest staat; 'het kan toch niet de bedoeling daarvan zijn, de financieele lasten der sieunverleening aan werkloozen over te dragen aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 1183