1188 19 DECEMBER 1929. verhouding tusschen Rijk en gemeenten; alleen de Vereeni- ging van Nederlandsche üemeenten kan er iets meer van weten. De heer VAN VEEN spreekt er zijn voldoening over uit, dat de noodwoningen door hetere, permanente woningen zul len worden vervangen. Als Spr. het debat over de woning- politiek van het College nagaat, dan treft het hem, dat op dit gebied de pot den ketel verwijt, dat hij zwart is. Immers, het gaat hier over een zaak, waarover wij het allen eens zijn, namelijk, dat er meer arbeiderswoningen moeten komen. Het is echter noodzakelijk daarin een vaste lijn te volgen, m.a.w. het aantal woningen vast te stellen, dat er per jaar noodig is. Spr. moet daarnaast de aandacht vestigen op het feit, dat de woningen, welke thans gebouwd worden, lang niet steeds den toets der critiek kunnen doorstaan; hij heeft onlangs een blok gemeentewoningen gezien, welke door haar bekrompen indee ling niet aan behoorlijke eischen voldeden. Spr. geeft in over- weging, daarnaar een onderzoek in te stellen. De heer VAN MIERLO: Welke woningen bedoelt U De heer VAN VEEN heeft geen vrijheid dat hier te zeg gen; hij zal het den Wethouder wel eens privé mededeelen. Vervolgens vraagt Spr., waarom men zich verzet tegen zijn voorstel om de aflossing van den grond en de kosten van be strating en rioleering niet in de huur te verdisconteeren; de grond behoeft niet afgelost te worden, daar hij zijn waarde behoudt, en de kosten van bestrating en rioleering brengt men in andere gevallen ook niet geheel in rekening; zelfs bij de baatbelasting neemt de gemeente nog 25 pCt. van die kos ten voor haar rekening. Werd een en ander niet in de huren verdisconteerd, dan zouden zij heel wat lager kunnen worden gesteld. De heer Van Buitenen kan zich niet herinneren waar schuwingen van Spr. in den wind te hebben geslagen. Die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 1188