118 17 JANUARI 1929. belastingheffing, de arbeiders er nu zooveel beter aan toê zijn, betwijfel ik in hooge mate. Zeven gulden en meer per week is daar voor woninghuur geen uitzondering. Alleen zij, die in oude buurten wonen, in sloppen en stegen, be talen minder, doch toch ook al gauw vijf gulden. Het argument, dat de aftrek voor noodzakelijk levens onderhoud bij de directe belasting in Amsterdam billijker is dan hier, is reeds door den heer Schrauwen weerlegd. Dat de aftrek hier kleiner is, kan geen verwijt zijn voor onze fractie, zoomin als voor het College. Ik constateer, dat de vergelijking door den heer Rip pen gemaakt tusschen de uitgaven van Amsterdam en Breda ter verbetering of opheffing der sociale nooden niet opgaat en dat zijn cijfers dus niets bewijzen. De R. K. Staatspartij, Mijnheer de Voorzitter, is een oud mannetje genoemd en haar wordt een huwelijk met de S. D. A. P. aanbevolen. De R. K. Staatspartij voelt niets voor een opgedrongen huwelijk. Zij zal wel een huwelijk aangaan met dengene, die zij zelf kiest. Zij is kerngezond en nog in de kracht van haar leven. Zij blijft liever ongehuwd, dan dat zij een huwelijk sluit zonder liefde. En als men de woorden van de Sociaal-Democraten hoort, is het met de zwakte der R. K. Staatspartij toch niet zoo erg gesteld. Men zegt daar immers zelf, dat men niets kan doen, omdat men geen steun van ons heeft. Ik zou dus de woorden van den heer Van Houten gevoeglijk kun nen omdraaien en zeggen: Ik begrijp, dat gij een huwelijk zoekt met de R. K. Staatspartij, daar gij zonder haar steun niets kunt klaarmaken. De heer VAN VEEN wenscht nog iets te zeggen naar aanleiding van de opmerking van den heer Haaiman, dat hij zich met zijn hulde aan de wethouders zou hebben gecompromitteerd. Spr. zou met hetzelfde recht kunnen zeggen, dat de heer Haaiman zich compromitteert met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 118