19 DECEMBER 1929. 1192 in zijn pogingen gelukkiger zal zijn dan hij, en verklaart, hem In die pogingen te zullen steunen. De heer MEIJVIS zegt, dat de heer Es bach hem ver keerd begrepen heeft; Spr. heeft geen verwijt tot de Reini gingscommissie gericht; hij heeft alleen gesproken over de ophooging van het terrein der Gemeente-Reiniging met de bedoeling om Burgemeester en Wethouders er op attent te maken, dat de baggerspecie thans kan worden gebruikt voor de ophooging van andere gemeentelijke terreinen, zooals toe komstige sportterreinen e.d. Spr. blijft volhouden, dat, naar hij vernomen heeft, de wijze van aannemen en ontslaan van los personeel bij de Bedrijven niet door den beugel kan. Spr. beweert, dat het College van Burgemeester en Wethouders daarvan evengoed op de hoogte is als hij; er is geen contact tusschen bedrijf en arbeidsbeurs. Spr. meende in het vormen van een arbeids reserve een middel te vinden om in dien toestand verbetering te brengen en tevens te voorzien in de opleiding van jeugdige krachten. De heer Van Buitenen heeft zich ten opzichte van de rechtspositie der losse werklieden beroepen op de desbetref fende bepalingen van het Werkliedenreglement; de Wethou der zal toch echter wel weten, dat met de uitvoering; dier be palingen de hand wordt gelicht. De heer Van M i e r 1 o heeft verklaard, dat hij geen sport park uit den grond kan stampen. Spr. eischt dat ook niet, maar hij wil tijdig met den aanleg ervan beginnen. Op zijn vragen in zake watervervuiling en ijsvermaak heeft Spr. geen antwoord gekregen. Ten slotte bepleit Spr. het verstrekken van een Kerstgave aan werkloozen. Zulks gebeurt in andere gemeenten ook en is dus niets bijzonders. Spr. dient daarop het volgende voor stel in „De Raad besluite tot het verstrekken van een Kerstgave „aan werklooze arbeiders, vallende onder de steunverleening

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 1192