19 DECEMBER 4929,
1194
bepalen. De minderheid heeft er recht op, behoorlijk be
jegend te worden.
Wat nu den toestand der financiën aangaat, heeft de heer
Van Buitenen Spr. van helderziendheid verdacht. Spr.
werkt echter niet met het ei of met koffiedik; hij heeft niet
op lossen grond beweerd, dat de toestand van de financiën
der gemeente niet zoo ongunstig is als Burgemeester, en Wet
houders het voorstellen; immers, hij heeft indertijd aange
toond, dat voor het belastingjaar 19291930 een vermenig
vuldigingsfactor van 0,8 voldoende zou zijn. Het.is dus heel
logisch, dat hij nu een batig saldo verwacht.
De heer VAN BUITENEN merkt op, dat een eventueele
meevaller van het belastingjaar 1929 1930, riiet ten bate van
den dienst 1929, maar van den dienst 1930 komt; het heeft
dus pas effect op de begrooting voor 1931.
De heer HAALMAN, voortgaande, zegt, dat hij het met
den heer Van de Ven volkomen eens is, dat men omtrent
de uitkomst van de nieuwe regeling van de financiëele ver
houding tusschen Rijk en Gemeenten in het duister tast. Spr.
wil daarom een studie-commissie voor den opzet der gemeen-
te-financiën in het leven roepen. Spr. vindt het niet zoo be
lachelijk, dat hij heeft opgemerkt, dat de opcenten op de ge
meente-fondsbelasting in de toekomst den sluitpost op de be
grooting zullen moeten vormen; hij zou geen anderen post
weten, welke daarvoor in aanmerking kwam, en hij mag er
toch wel op wijzen, dat in geen geval de uitkomsten van de
bedrijven daarvoor zouden mogen worden aangewend.
Hetgeen de heer Van de Ven gezegd heeft over de
individueele vrijheid van de leden zijner fractie, klopt niet
met de woorden van den heer L o o n e n, die heeft verklaard,
dat alleen in principiëele gevallen door de R. R. fractie voor
de leden bindende besluiten worden genomen, Spr. gelooft
evenwel, dat er zich heel wat van die „principiëele" gevallen
voordoen