19 DECEMBER 1929.
1199
De VOORZI T TER zegt, dat de heer M e ij v i s zich heeft
beklaagd over het feit, dat hij op zijn vraag over de water
vervuiling geen antwoord heeft gekregen. Het waterveront-
reinigingsvraagstuk is een zeer moeilijk punt, waaromtrent
Burgemeester en Wethouders zich in verbinding hebben ge
steld met den Inspecteur van de Volksgezondheid, wiens in-
tormatiën zij thans wachtende zijn.
Spr. verzoekt den heer Me ij vis zijn wenschen omtrent
het geven van gelegenheid tot ijsvermaak nader te preciseeren,
opdat Burgemeester en Wethouders daaraan hun aandacht
kunnen wijden.
Dan zijn er nog een paar punten, waaromtrent geen mis
verstand mag blijven heerschen. In de eerste plaats de winst,
welke met de exploitatie van arbeiderswoningen zou gemaakt
worden. Het is allerminst de bedoe'ing van Burgemeester en
Wethouders om daaruit winst te slaan. En indien er al eens
winst gemaakt is, dan weegt dit niet op tegen de bijdragen,
welke door de gemeente aan diverse woningbouwvereenigin-
gen verstrekt zijn.
Klachten over toepassing van de bepalingen van het Werk
liedenreglement zullen onderzocht worden, voor zoover zij
ter kennis van het College worden gebracht.
Het rapport der Salariscommissie zal thans zeer spoedig in
den Raad komen. De vertraging is een gevolg van nader
overleg van Burgemeester en Wethouders met die Commissie.
Het nader advies is eerst dezer dagen ingekomen.
Door den heer Van Veen worden enkele uitgaven te
hoog geschat. De heer Van Veen rnoet niet uit het oog
verliezen, dat de Raad zelf aan die uitgaven heeft meegewerkt;
de uitgave voor de oprichting van een abattoir b.v. is door
den Raad met overgroote meerderheid gevoteerd. Het is zeer
goedkoop nu achteraf te zeggen, dat zij te hoog is geweest.
De Slachthuis-zaak is, evenals alle andere, serieus voorbereid;
er is daarvoor geen ton te veel uitgegeven.
Ten slotte merkt Spr. op, dat als een roode draad door de
debatten geloopen heeft de klacht, dat de minderheid in dezen