17 JANUARI 1929. 119 de S. D. A. P. of omgekeerd de S. D. A. P. met den heer Haaiman. Uit het gezegde van den heer Haaiman blijkt duidelijk, dat deze in dezen Raad een scheidingslijn trekt van vóór- en tegenstanders „a tort et a travers", waarmee echter het gemeentelijk belang leelijk in het gedrang komt. Spr. is niet van die mentaliteit, doch is een volkomen vrij man, getuige het feit, dat hij nooit over een wethou derszetel of over het lidmaatschap eener commissie heeft gemarchandeerd. De heer VAN DE VEN dupliceert en merkt op, dat de heer Rip pen niet is ingegaan op de cijfers, die de heer Van Buitenen en Spr. genoemd hebben, doch eenvoudig naast deze groep cijfers een nieuwe groep geplaatst heeft. Zoo schuiven de debatten langs elkaar heen en dat is jammer, want zoo wordt er niet overtuigd. De socialisten willen van de winsten uit de bedrijven een soort bestemmingsheffing maken, een potje voor de sociale maatregelen. Welnu, het bedrag, dat wij voor sociale maatregelen be steden, is gelijk aan het bedrag der bedrijfswinsten. Daarmee vervalt dus hun betoog. Wij hebben hier matige winsten. Van het totaal onzer inkomsten komt slechts 16°/o uit de bedrijven; in Den Bosch 19°/o, Amsterdam 23%, Den Haag 23%, Schiedam 29%, Rotterdam 32%. Ons percentage is dus heusch niet te hoog. Er is Spr. door den heer Gruijs het verwijt gemaakt, dat hij de tarieven der Gemeentelijke Inkomstenbelasting ter sprake gebracht heeft. Dit had Spr. nu eenmaal in zijn betoog noodig. De heer Gruijs weet ook heel goed, dat als het wetsontwerp betreffende de financiëele verhouding niet wet wordt, dat dan de tarieven wel onder het oog zullen worden gezien. De heer Gruijs maakte ook nog een vergelijking met de inkomsten-belasting te Ginneken, doch de andere belastingen roerde hij niet aan. Deze nu

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 119