20 DECEMBER 1929. 1221 bestedelingen, die zulk een rente niet hebben en dus nooit een enkele cent bezitten om zich eens een kleine versnapering, zooals suiker, tabak of iets dergelijks aan te schaffen. Begrijpt men goed wat dit zeggen wil Begrijpt men, hoe hard het voor zulke stumpers moet zijn om op hun ouden dag voor iedere kleinigheid de hand te moeten ophouden De meesten van deze ouden van dagen hebben een leven van noesten arbeid achter den rug; vaak is hun lot geweest, hard en lang te werken voor een schamel loontje, vaak nog niet toereikend om het allereerste aan te schaffen voor hen en de hunnen. Ontbering is meestal hun lot geweest, ondanks het feit, dat zij al hun arbeidskracht hebben gegeven aan de gemeenschap. En dan op hun ouden dag, hun levensavond, opgeborgen in een gesticht waar men, dit dient erkend, wel behoorlijk voor hen zorgt missen zij, de oude arbeiders, toch datgene, waarop zij na een leven van harden arbeid zoozeer recht hebben, namelijk een kleinigheid in geld, wat hun het leven zooveel aangenamer zou kunnen maken. „Verschillenden familieleden", zeggen Burgemeester en Wethouders, „zou dit weerhouden hun nog iets te geven". Mijnheer de Voorzitter, er zijn er toch ook die geen familie leden hebben, en ook zijn er wier familieleden zelf in omstan digheden verkeeren, welke hun niet toelaten iets te geven. „Wanneer onverplicht uitgaven worden gedaan, zijn er „naar onze meening voorloopig nog andere zaken te regelen, „welke dringender herziening behoeven", zeggen Burgemees ter en Wethouders verder. Zeker, Mijnheer de Voorzitter, onverplichtdoch de ge meenschap vergeet maar al te gemakkelijk, wat of zij tegen over den ouden arbeider verplicht is; dien ouden arbeider, die het meestal als zijn plicht heeft beschouwd zijn arbeids kracht te verkoopen voor zich en zijn gezin om de gemeen schap te dienen, maar die op zijn ouden dag slechts de hand mag opsteken om een gave te ontvangen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 1221