20 DECEMBER 1929.
1235
De heer VAN VEEN wijst er op, dat het vastrechttarief
voor gas in wezen totaal verschilt van dat voor electriciteit.
Spr. acht het systeem, waarop het vastrechttarief voor gas is
gebaseerd absoluut verkeerd; het is slechts voordeelig voor
zuinige pieten.
De heer SCHRAUWEN maant in zake het betrekken van
gas van de Staatsmijnen tot voorzichtigheid aan. De gemeente
ondervindt bij de levering van electriciteit door de P. N. E.
M. wat het zeggen wil aan een groot lichaam gebonden te
zijn. Bovendien is Breda in het bezit van een pas omgebouw
de gasfabriek.
De heer ESBACH zegt De besprekingen van het Gemeen
tebestuur met de Staatsmijnen hebben indertijd tot niets ge
leid; de onderhandelingen zullen echter weer hervat worden,
zoodra zich gunstiger perspectieven openen.
Het vastrechtsysteem voor gas functioneert, van commer
cieel standpunt bezien, zeer goed. Het was er op gericht het
debiet te vergrooten en dat dit doel bereikt is zal U blijken,
als ik U mededeel, dat er op 1 November 1929, 462 vast
rechtverbruikers waren en dat het meerverbruik van 1 Januari
1929 tot 1 November 1929, dus boven de als vastrecht ver
plichte afname, bedroeg 224.500 M3.
Ieder vastrechtsysteem heeft zijn bezwaren; het systeem,
waarbij de vloeroppervlakte als maatstaf dient, is voor gas
minder juist dan voor electriciteit.
Denken we ons een kamer van een bepaalde oppervlakte,
dan zal men inzien, dat het voor verlichting van die kamer
niet zoo'n heel groot verschil maakt, of het gezin, dat erin
huist, groot of klein is.
Gas dient echter ook voor het kooken en daarvoor is het
lang niet onverschillig, of het gezin groot of klein is.
Voor gas is dus het oppervlaktetarief minder juist dan voor
electriciteit.