20 DECEMBER 1929.
1239
dan met f 1500 verminderd worden, terwijl men daartegen
over slechts een vijftig gulden aan marktgelden zal derven;
een besparing dus van f1450,
Voorts zegt Spr., dat, behalve enkele caféhouders in den
omtrek, niemand eenig voordeel van de Veemarkt geniet.
Nu zal men wel zeggen„Als het abattoir er is, wordt het
wel beter". Spr. is evenwel niet zoo optimistisch. Een vee
markt kan men nu eenmaal niet forceeren; zij moet historisch
groeien. Vandaar dat slechts in enkele steden, waar van ouds
een veemarkt gevestigd is, die markt bloeit en dat overal,
waar men getracht heeft langs kunstmatigen weg een vee
markt in het leven te roepen, dit op een mislukking is uit-
geloopen.
Ten slotte vraagt Spr., hoe Burgemeester en Wethouders
denken over het denkbeeld van den Directeur om het houden
van de gewone wekelijksche markt voortaan ook op Maandag
te stellen ten einde het bezoek aan de Veemarkt te bevorderen.
De heer KUIJLAARS zegt, dat het betoog van den heer
Haaiman neerkomt op een pleidooi voor opheffing van de
Veemarkt. Het verwondert hem van een zakenman als de
heer Haaiman te hooren, dat hij den post „Reclame" wil
verminderen. Spr. is daarvan een beslist tegenstander; elk
goed zakenman maakt toch reclame. De Paaschveetentoon-
stelling nu is een prachtige reclame voor Breda; zij komt ten
goede aan het marktwezen en zeer vele zakenmenschen profi-
teeren ervan. Spr. zou die tentoonstelling daarom juist willen
opvoeren.
Met de voortzetting van de Veemarkt is een groot algemeen
belang gemoeid. Dat dit jaar de resultaten minder gunstig
waren is voornamelijk te wijten aan het feit, dat de varkens-
mesterij in den laatsten tijd slecht gaat. Er valt evenwel al een
opleving waar te nemen. Spr. is er van overtuigd, dat de
Veemarkt voortdurend in groei en bloei zal toenemen.
De heer LOONEN sluit zich aan bij de woorden van den