1248
20 DECEMBER 1929.
Hoofdstuk III, Openbare Veiligheid.
De heer VAN OOSTERUM wijst op het verkeer over den
Wilhelminasingel, den Oranjesingel en de Teteringenstraat.
pok bij de brug in de Boschstraat is het niet veilig. Spr. ver
zoekt daarvoor de aandacht van het College van Burgemees
ter en Wethouders.
De heer BROOS zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Door het Comité ter bestrijding van openbare zedeloosheid
werd te Utrecht een vergadering gehouden, waar als spreker
optrad de heer H oogend ijk, chef van de zedenpolitie te
Amsterdam, die er op wees, dat de openbare balzaal voor
onervarenen en voor hen, die niet vast in hun schoenen staan,
een gevaarlijke plaats is, gevaarlijker dan de andere openbare
amusementsgelegenheden, en dat de Overheid hiermede reke
ning dient te houden, en haar bijzondere aandacht aan deze
openbare dansgelegenheden moet wijden.
Daar deze zoo bij uitstek deskundige de gevaren in de
openbare danszaal zoo groot acht, en daar mijns inziens dit
gevaar vooral bestaat voor te jonge meisjes, die daar dikwijls
in aanraking komen met onbekende personen, en daardoor
aan vele gevaren bloot staan, zal de Overheid daartegen
maatregelen moeten nemen.
En al kan nu, volgens het antwoord van Burgemeester en
Wethouders op het Centraal Rapport, de Burgemeester zonder
nadere aanduiding van feiten, hierop niet ingaan, daartegen
over staat, dat het noemen van namen en zaken bezwaarlijk
is, terwijl ook zonder nadere aanduiding met vrij groote
zekerheid kan vermoed worden, waar dienaangaande goed
toezicht noodig is.
Mij zijn gelegenheden genoemd, waar het minder stichtelijk
toegaat, waarom mijns inziens in deze goed politietoezicht wel
gewenscht is.