18 JANUARI 1929.
127
Die instelling is dan ook in den geest reeds georganiseerd
als een dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon. Spr, zal
zich tegen een eventueel voorstel tot omzetting van het
Burgerlijk Armbestuur in een dienst voor Maatschappelijk
Hulpbetoon ten sterkste verzetten.
De heer VAN BUITENEN onderschrijft voor het grootste
deel het betoog van den heer Moll. Deze behoeft volgens
Spr. niet bevreesd te zijn; een voorstel tot omzetting van
het Burgerlijk Armbestuur in een dienst voor Maatschappelijk
Hulpbetoon zal van Burgemeester en Wethouders niet
uitgaan.
De heer Cohen heeft beweerd, dat de gunstige wending
in de werkwijze van het Burgerlijk Armbestuur, welke sedert
de laatste jaren merkbaar is, voor het grootste deel te danken
is aan hem en zijn fractie. Spr. vindt het jammer, dat de
heer Cohen en zijn partijgenooten, daar altijd zelf op
wijzen.
Spr. heeft, evenals de heer Moll, vroeger gedacht: Wat
hebben de heeren toch aan die naamsverandering? Nu is
er evenwel door den heer Cohen een tipje van den
sluier, welke hun bedoeling omhulde, opgelicht. Doch om
de menschen uit de krotwoningen te halen, heeft men dat
instituut niet noodig; daarvoor zorgt de dienst van Volks
huisvesting. Verstrekking van beddegoed en huisraad op
afbetaling klinkt heel aardig, maar men zal zich hebben
te houden aan de regelen door de Armenwet gesteld; de
maatregelen door den heer Cohen voorgesteld voldoen
daaraan niet. Spr. heeft ook al eens gedacht, of het de
heeren er soms om te doen was, het Armbestuur in andere
handen te leggen, n.l. van menschen, die de armen nader
stonden, maar men komt dan ook in strijd met de bepa
lingen der Armenwet. Spr. komt ten slotte tot de conclusie,
dat al dat geredeneer over Maatschappelijk Hulpbetoon
geen practisch resultaat oplevert.