130 18 JANUARI 1929. wordt alsnu zonder hoofdelijke stemming goed gekeurd. GASBEDRIJF. De VOORZITTER brengt in herinnering, dat het finan cieel beleid al bij de algemeene beschouwingen uitvoerig is besproken; Spr. verzoekt daarom op dat punt kort te zijn. De heer VAN HOUTEN zegt het volgende Mijnheer de Voorzitter, Gaarne zag ik, dat op Klein-Overveld, waar 9 gezinnen gevestigd zijn, bestaande uit 56 personen, eenige lichtpunten werden geplaatst, daar in deze buurt geen enkele verlich ting is aangebracht, wat met het oog op het rangeeren van de stoomtram, een groot gevaar oplevert voor de bewoners. Op de vraag, of het College van Burgemeester en Wet houders ook iets bekend is van het justitieele onderzoek in zake gascorruptie, antwoordt het College, dat ingewonnen berichten te bevoegder plaatse het geen aanleiding heeft gegeven tot het nemen van andere maatregelen. Zijn Burgemeester en Wethouders bereid thans mede te deelen van wie zij bedoelde berichten hebben gekregen? Ik ben van meening, Mijnheer de Voorzitter, dat ook ten aanzien van Breda hierin klaarheid moet komen, vooral na de gebeurtenissen, welke in den laatsten tijd in den lande hebben plaats gehad. Te meer moet hier klaarheid komen, Mijnheer de Voorzitter, daar b.v. het „Dagblad van Noord- Brabant", in haar blad van Woensdag 28 November 1928, een artikel wijdt aan de gascorruptie, waarvan ik hier deze passage aanhaal: „Het zien van een gashouder is voor „velen al een nieuw geval van corruptie en steekpenningen. „Daar kan spoedig een eind aan komen, wanneer in die „plaatsen, waar nog van geen ongeregeldheden sprake was, „de gemeente-besturen een grondig onderzoek laten instel-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 130