134 18 JANÜARI 1939. aansluiten bij het standpunt van den heer Van Veen, die thans een ander geluid laat hooren dan verleden jaar. Het gaat volgens Spr. niet aan om, wanneer er geen aanleiding toe is, een onderzoek daarnaar in te stellen; dit is op zich zelf al beleedigend en geeft blijk van wantrouwen. Wat de cokesverkoop betreft, hoopt Spr. dat het volgend jaar een betere regeling verkregen zal zijn. Met den heer Cerutti kan Spr. in zoover medegaan, dat ook hij het onjuist vindt, dat de gemeente winst aan zich zelf betaalt. Wat het buizenrecht betreft, dit wordt zóó algemeen ais verkapte w ist beschouwd, dat in de officieele statistische cijfers in zake gemeente-financiën, ze onder één cijfer worden samengevat bij de vermelding der winsten. Verder zal Spr. daarop echter thans niet ingaan. Zooals reeds door Burgemeester en Wethouders in de memorie van antwoord werd medegedeeld, is een der oor zaken waardoor de winst hooger geraamd kan worden, dat niets is uitgetrokken voor de periodieke extra voorzieningen der ovens. Deze kosten hebben de rekening 1927 en be grooting 1928, zeer belangrijk beïnvloed. Al werd daarvoor thans niets uitgetrokken, het is zeker dat die kosten periodiek om de 3 a 4 jaar gemaakt moeten worden. Voor deze kosten zou f 15.000,-- per jaar moeten worden uitgetrokken. Dit heeft in de Gascommissie en in het College van Burgemeester en Wethouders een onderwerp van bespreking uitgemaakt. Nu is op Hoofdstuk XIII, par. 3, vlg.nr. 588b, een post geraamd waarbij is gerekend f 25,000,uit te keeren aan het bedrijf; waaruit dus voor 1929 het bedoeld bedrag ad f 15,000,voor reserve tot herstelling der ovens kan wor den genomen. De overige f 10,000,zou aan de reserve kunnen worden toegevoegd om mede te dienen tot dekking van kosten bij uitbreiding. De gasfabriek bezit n.l. een batterij van 4 dubbele kamer ovens, waarvan er thans 3 in bedrijf zijn, zoodat op den

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 134