16 JANUARI 1929.
13
redenen het besluit heb genomen, mijn raadslidmaatschap
te doen eindigen. Bij dezen neem ik mitsdien mijn ontslag
als lid van den Raad der gemeente Breda. Ten afscheid
bied ik U mijne beste wenschen aan voor den bloei van
Breda en voor het welzijn van ieder uwer in het bijzonder.
(w.g.) Mr. H. J. W. PELSTER.
De VOORZITTER heeft met spijt kennisgenomen van
deze mededeeling. De Raad heeft den heer Pelster niet
alleen gekend als gewoon lid, maar ook als wethouder. De
heer Pelster was een buitengewoon ijverig raadslid. Wij
moeten zonder de redenen van zijn heengaan te willen
doorgronden zijn besluit respecteeren. Spr. is er van over
tuigd de tolk van den Raad te zijn als hij de hoop uitspreekt,
dat het den heer Pels ter gegeven moge zijn, met behoud
eener goede gezondheid, nader te kunnen werkzaam zijn
in het belang der gemeente Breda, zij het dan niet als
raadslid.
De heer VAN VEEN zegt het volgende:
Ons scheidend medelid Mr. Pelster heeft de bijzondere
attentie gehad om in zijn afscheidsbrief den Raad zijne
beste wenschen aan te bieden voor den bloei van Breda
en voor het welzijn van ieder onzer in 't bijzonder.
Gaarne maak ik van de gelegenheid gebruik om hem
vanaf deze plaats eveneens het beste toe te wenschen en
de hoop uit te spreken, dat hij steeds voldoening mag
vinden in hetgeen hij voor de gemeente deed.
De VOORZITTER hoopt, met het oog op den tijd, dat
niet alle 26 andere leden het voorbeeld van den heer Van
Veen, hoe goed ook bedoeld en hoe juist ook, zullen volgen.
De heer VAN VEEN merkt op, dat de wensch van den
Voorzitter, als mogen niet alle Raadsleden diens voorbeeld