144
18 JANUARI 1929.
De heer ESBACH vindt, dat de billijkheid eischt, dat
alle gemeentenaren dezelfde rechten verkrijgen. Spr. stelt
zich derhalve geheel op het standpunt van den heer
Kroone. Voor zoover de menschen niet in het bezit van
meters zijn, moet daarmee rekening worden gehouden.
De heer KROONE merkt op, dat de heer Van Buitenen
heeft gesproken over een rechtsgrond, terwijl Spr. het heeft
gehad over een kwestie van billijkheid.
De heer VAN BUITENEN kan zelfs de billijkheidsgron-
den van de door den heer Kroone voorgestane restitutie
niet inzien. De gemeente geeft den waterverbruikers geen
voordeelen boven anderen. En, waaruit zouden bovendien
de gelden voor die restitutie verkregen moeten worden
Uit het Waterleidingbedrijf? Dan zou die restitutie ten
nadeele van de gewone waterverbruikers komen. Dat juist
zou een onbillijkheid zijn. Moet uit de gemeentekas resti
tutie worden gegeven? Maar uit de gemeentekas komt
geen cent ten bate van de waterverbruikers der gemeente.
De gemeente heeft het niet in haar macht die menschen
te bedienen; er kan dus geen sprake zijn van onbillijkheid.
De heer ESBACH wijst er op, dat de Bouwverordening
bepaalt, dat ieder perceel aan de gemeente-waterleiding
aangesloten moet zijn. Spr. leidt daaruit de billijkheid van
bijbetaling af.
De heer HAALMAN zegt, dat de oplossing z.i. gevonden
behoort te worden door te trachten tot overeenstemming te
komen met de Noord-Westbrabantsche Waterleiding-Maat
schappij en niet door bijbetaling.
De VOORZITTER deelt mede, dat in die richting de
oplossing wordt nagestreefd.