18 JANUARI 1929. 147 De heer VAN BUITENEN verwijst den heer Van Veen naar de Memorie van Antwoord van Burgemeester'en Wet houders, waarin hij het antwoord op zijn opmerking over het ijken der meters kan vinden. Die opm rking kan trouwens alleen voortvloeien uit minder goed vertrouwen in het be drijf. Men beschikt voor het ijken der meters bij het bedrijf over een bekwaam techniker. Spr. ziet dan ook niet de noodzakelijkheid in van het laten ijken der meters door een particulier bureau. Vóór plaatsing worden de meters geijkt, terwijl regelmatig herijk plaats vindt, zóódat ongeveer om de 5 jaar elke meter een beurt krijgt. Bovendien, kan elke verbruiker, wanneer hij miswijzing aanwezig acht, herijk van zijn meter bekomen. Is er werkelijk miswijzing te constateeren, dan kost het hem niets. Spr. is in tegenstelling met den heer Van Houten van meening, dat het niet in het belang der arbeiders is om hen het gebruik van stofzuigers en radio op te dringen. Den heer Me ij vis deelt Spr. mede, dat de straatverlich ting volgens het bedrijf overal op den zelfden tijd automatisch wordt gedoofd. De heer KUIJLAARS kan hier verklaren, dat de gaslan taarns in de Linie- en Lachappellestraat iederen avond omstreeks 11 uur voor de helft worden gedoofd. De heer VAN BUITENEN zal de klacht onderzoeken, maar hij kan haast niet gelooven, dat zij gegrond is; het lijkt technisch bijna onmogelijk. Sommige soorten lantaarns kunnen door straatjongens worden gedoofd. De heer VAN DE VEN verzet zich tegen het denkbeeld van den heer Cerutti om de straatverlichting een uur later te doen branden. Deze breidt zich toch al steeds meer uit binnen afzienbaren tijd zal ook het z.g. Bloemen- kwartier verlicht moeten worden zoodat men dan tot

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 147