18 JANUARI 1929. 159 U hebt het toch wel toegestaan, dat tijdens de Academie feesten op verschillende hoeken der stad tenten werden opgeslagen, waarin muziek- en zanguitvoeringen gegeven werden. Is toen het verkeer in gevaar geweest? Indien U, Mijnheer de Burgemeester, zulks op 16 September ook toegestaan had, dan zou dat mijn inziens, een juister en ruimer standpunt geweest zijn, doch de Burgemeester van Breda wikt en de Burgemeester van Ginneken en de Opper houtvester beschikken, want door de welwillendheid van deze beide Heeren was het ons mogelijk onze openluchtmeeting toch te houden. Ik wil hen daarvoor vanaf deze plaats een woord van dank brengen. Dat was een juister en breeder standpunt dan het kleine en gezochte standpunt van U. Wat de A. J. C. betreft, zeggen Burgemeester en Wet houders, dat een rustige wandeling geen tegenwerking zal ondervinden. Maar, indien zoo'n groep jongens en meisjes daarbij vlaggetjes mededragen en een muziekinstrument bespelen, dan valt het onder art. 26 der Algemeene Politie verordening. Het is maar precies, hoe of men het opneemt; beschouwt men het als optocht, dan valt het onder art. 26 der Politieverordening, maar dat is het nu juist niet precies. Wanneer die jongens en meisjes 's Zondagsmorgens naar buiten gaan, dan moet men dat niet beschouwen als vallende onder art. 26. Hoe vaak ziet men niet, dat een troep jon gens door onze stad loopt met een of ander instrument, b.v. met een mondharmonica. Wordt dit dan beschouwd als vallende onder art. 26 der politie-verordening? Ik zou denken, dat de politie die jongens rustig laat loopen, wat zeer juist zou wezen. Ik zou U willen verzoeken, Mijnheer de Voorzitter, er voor te zorgen, dat wij niet ieder jaar met dezelfde klachten en verzoeken moeten komen, en laat de A. J. C, zooals dat ook in andere plaatsen gebeurt, onge hinderd door onze straten trekken. Wat betreft het antwoord, naar aanleiding van de klacht van het afscheuren van onze biljetten, dit is erg pover of,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 159