21 JANUARI 1929.
171
'heid, die door middel van een ongecorloofden staatsgreep
zich van de macht wil meester maken.
Tegen pacifieke penetratie zullen wij ons met geestelijke
middelen verzetten, maar wij zijn toch ten volle gerechtigd,
eventueel geweld met geweld te keeren. Dat die gevaar
niet denkbeeldig is, blijkt wel uit den heftigen tegenstand
der socialisten, welke ongeëvenredigd is aan de financiëele
interesse, die de gemeente bij het instandhouden der Bur
gerwacht heeft.
En al zou de kans op gewelddadig grijpen naar de macht
werkelijk zoo uiterst gering zijn, dan kan men de subsidie
aan de Burgerwacht beschouwen als een zeer geringe
assurantiepremie voor de rust van de burgerijwaar wij
gewoon zijn ons voor en tegen alles te verzekeren, kan er
toch ook zeker daartegen geen bezwaar bestaan.
De burgerij heeft er recht op, dat de orde en rust te
allen tijde gehandhaafd blijven, en waar de burgerij uit
eigen beweging maatregelen neemt, opdat die orde en
rust te allen tijde bewaard blijve, daar heeft de Overheid
den plicht haar te helpen en te steunen. En zoo beschouw
ik de subsidie aan de Burgerwacht als een billijken en
zeer kleinen steun van de Overheid.
De VOORZITTER zou zich niet in het debat over deze
zaak hebben gemengd, wanneer hij caarin niet door den
heer R i p p e n was betrokken. Spr. zegt, dat hij onlangs
met zeer veel genoegen de feéstelijke herdenking heeft bij
gewoond van het 10-jarig bestaan der Burgerwacht, waar
Generaal Ton net de feestrede heef gehouden. Spr. ver
wijst naar hetgeen door Burgemeester en Wethouders in de
Memorie van Antwoord is gezegd. Waar daarin gezegd
wordt, dat de Burgerwacht als instituut door samenstelling
en doel erop gericht is, de vreedzame maatschappelijke
ontwikkeling, die in alle kringen van den Raad wordt na
gestreefd, te bevorderen, moge worden opgemerkt, dat die