21 JANUARI 1929. 173 allang zou verdwenen zijn als daartegen van zekere zijde niet zoo geageerd werd. Wij wenschen geen klassenstrijd, maar het samenbrengen van allerlei klassen. De Burger wachten brengen de menschen tot elkaar. Al die actie tegen het instituut bewijst juist de noodzakelijkheid. Blijkens de Handelingen heeft de heer Al bard a in de Tweede Kamer (blz. 279 Handelingen 19281929) over dit punt gezegd, dat de Sociaal-Democraten revolutionnair zijn ten aanzien van omkeer van maatschappelijke verhoudingen, doch niet in dien zin, dat zij dien omkeer bij voorkeur met geweld zouden willen teweegbrengen. Daaruit volgt, dat men tegen geweld en afscheid van de democratische parlementaire regeermethode niet opziet, als men het noodig acht. Dat klinkt weinig geruststellend. Doch niet alleen in het Parlement, ook in verschillende gemeenteraden zijn in den laatsten tijd uitdrukkingen ge bezigd, die te denken geven. In den Utrechtschen gemeen teraad van 14 November j.l. heeft een der sociaal-democra tische leden, de heer De Weerd, bij de behandeling van den post voor de Burgerwacht o.a. gezegd, dat het een zege zou zijn, als het tot een omwenteling kwam en dat hij hoopte dat te mogen beleven. Waar dus de zaak zoo staat, geldt hier het spreekwoord: un homme averti en vaut deux. De heer Rip pen heeft bij de algemeene beschouwingen ook nog gewezen op de aanwezigheid van een uitgebreid politiecorps en voldoende militaire macht. Hiertegen wenscht Spr. op te merken, dat van de zijde der S.D.A.P. gestreefd wordt naar algemeene ontwapening; die opmerking biedt dus niet veel houvast, vooral als de Sociaal-Democraten blijven staan op hun standpunt van éénzijdige ontwapening, in tegenstelling o.m. met hun geestverwanten in Duitschland. Overigens merkt Spr. op, dat, als men naar bezuiniging streeft ten aanzien van de politie, het instandhouden van de Burgerwachten daartoe kan medewerken. Ten slotte: wij hebben 10 jaar geleden ondervonden, hoe een parlementaire minderheid langs niet-parlementairen weg heeft getiacht de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 173