180 21 JANUARI 1929. zeer zeker de aandacht van het College en aan medewerking van die zijde zal het niet ontbreken. De heer Rip pen heeft nog gesproken over grootsche plannen voor den bouw van arbeiderswoningen in den Belcrumpolder. Inderdaad is het de bedoeling om een ge deelte van het bouwterrein aldaar voor arbeiderswoningen te bestemmen. Het is echter niet de bedoeling om daar een groot aantal woningen in één keer in een hoek van den polder neer te zetten. Dat zal in ieder geval over verschil lende jaren verdeeld moeten worden. Spr. wil en kan zich niet aan cijfers binden, daarvoor zijn de omstandigheden dikwijls te wisselend. In ieder geval zal voornamelijk naar eenheid gestreefd moeten worden, ook in architectuur. De heer VAN VEEN zegt, dat een bouwvereeniging is een vereeniging van belangstellenden, die geen of weinig bouwkapitaal heeft. Om tot den bouw van woningen te kunnen geraken, wordt een voorschot aan het Rijk gevraagd, de gemeente stelt zich garant en betaalt tevens een bijdrage in het exploitatietekort. Als alles afgelost is, behoort de eigendom voor een gedeelte aan het Rijk en voor een ge deelte aan de bouwvereeniging. In de oorlogsjaren gaf het Rijk goedkoop geld om zoodoende den woningbouw te be vorderen. Spr. acht het onbillijk om de rente en aflossing van de kosten van straataanleg door de bewoners te laten betalen in den vorm van huur. In Breda is dit zelfs onlogisch, omdat men hier geen straatbelasting heft. Daardoor kan huurverlaging plaats hebben. Naar aanleiding van de op merking van den heer Esbach, dat volgens de Bouwver ordening niet gebouwd mag worden dan aan straten, die behoorlijk verhard en gerioleerd zijn, wijst Spr. erop, dat die verordening geen terugwerkende kracht heeft en ook geen bepaling bevat, dat de eigendom der straten aan de gemeente moet worden overgedragen. Aan de overzijde is ook nog gesproken van grootsche plannen voor den bouw van arbeiderswoningen. Spr. zou

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 180