'186 21 JANUARI 1929. worden, want zij is voor het aanzien onzer stad van het grootste belang. Spr. bepleit verder de vervanging van de gasverlichting in het Valkenberg door een electrische. Het heet in de Memorie van Antwoord wel, dat er nog maar één boom aan gasvergiftiging van den bodem gestorven is, maar als de verschijnselen van deze vergiftiging zich openbaren, is het te laat; men kan in dergelijke gevallen steeds zeggen, dat men den put dempt, als het kalf verdronken is. Het Valkenberg is de trots van Breda en met leedwezen zagen wij door de iepenziekte, door storm enz. reeds zooveel boomen vallen. Spr. dringt er dan ook bij Burgemeester en Wethouders op aan, deze kwestie ernstig onder het oog te zien, te meer omdat zij technisch misschien vrij eenvoudig is op te lossen door de kabels te trekken door de gasbuizen. De VOORZITTER vraagt, of nog meerdere leden alge- meene beschouwingen over dit hoofdstuk wenschen te houden. De heer VAN VEEN zegt het volgende: In het Centraal Rapport is niet tot uiting gekomen een door hem reeds vroeger geopperd denkbeeld ten aanzien van de verplaatsing der Gemeente-Reiniging. Dit denkbeeld gaat hiervan uit, dat het vervoeren van het straatvuil en de faecaliën naar één centraal punt en het transport vandaar uit naar de landerijen, zooals een en ander thans geschiedt, niet hygiënisch en niet economisch is. Want, om een enkel voorbeeld te noemen, wat ziet men nu gebeuren Dat afval en faecaliën uit het Zandbergkwartier geheel naar het andere einde der stad worden gesleept en dat de boeren het weer in tegenovergestelde richting brengen. Hoe onhygiënisch al dat gesleep en wat een noodelooze transportkosten Denkt men zich meerdere depóts in de zandstreken op flinken afstand van de stad, b.v. aan den weg naar Dorst

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 186