21 JANUARI 1929. 193 wil ik het College verzoeken uit den Raad een commissie te benoemen om het marktvraagstuk eens nader te bezien en zoo mogelijk met een afdoend voorstel te komen. Gaarne zou ik dan ook oen, dat het College dit verzoek in welwillende overweging nam. De VOORZITTER geeft in overweging om het voorstel, tot het instellen eener commissie voor het marktvraagstuk, aan Burgemeester en Wethouders te zenden om prae-advies. Daartoe wordt besloten. De post wordt hierop goedgekeurd. De heer VAN VEEN zegt het volgende: Bij de behandeling der begrooting voor 1928 heb ik aangedrongen op opheffing der grondrenten van perceelen langs de Baronielaan en ik heb toen mijn zienswijze uit voerig gemotiveerd (zie pag. 514 t/m 516 der Gedrukte Notulen van 7 Mei 1928). Burgemeester en Wethouders hebben toegezegd deze zaak nader te zullen bezien. Thans verwijzen zij naar hun mede- deeling ten vorige jare als antwoord op het Centraal Rapport der begrooting 1928. Dat is waarlijk wat al te sober! Ik zal niet in herhaling treden van mijn vroegere uit voerige motiveering, maar alleen herhalen mijn conclusie, dat het noch billijk, noch rechtmatig is om van de eigenaren (en implicite van de huurders) der perceelen langs de Baro nielaan een grondrente te heffen sedert de Baronielaan tot Hoofdstuk VII. Eigendommen niet voor den openbaren dienst bestemd. Volgnummer 201b. Grondrenten van perceelen langs de Baronielaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 193