21 JANUARI 1929. 201 reisjes voor de leerlingen der arme scholen. Spr. is daar jarenlang penningmeester van geweest. De kosten werden dan gekweten uit bijdragen van particulieren en opbrengst van concerten. Thans zijn er geen standenscholen meer, zoodat dit wel eenige moeilijkheid zal opleveren. Anders zou Spr. het voorstel van den heer Van Veen gaarne ondersteunen. De VOORZITTER acht het denkbeeld van den heer Van Veen moeilijk voor uitvoering vatbaar. Er zijn hier wel scholen, waar de kinderen onderling een spaarpotje vormen om op reis te gaan en waarvan het hoofd der school het beheer heeft. Wanneer een post op de begrooting zou worden uitge trokken, is het dan de bedoeling, dat daarvan alleen kunnen profiteeren de leerlingen van het openbaar onderwijs? Dit zou Spr. niet juist achten. Daarin zouden dan alle scholen betrokken moeten worden en dan zouden de kosten niet gering zijn. Spr. is niet ongeneigd, de zaak in onderzoek te nemen en zoo noodig een voorstel te doen. Maar er zitten ook moeilijke kanten aan. De heer VAN VEEN zegt, dat het de bedoeling van zijn voorstel is om de gelden alleen te bestemmen voor kinderen van on- en minvermogenden. Het bedrag zelf wil Spr. in het midden laten, maar hij zou toch gaarne een memoriepost zien uitgetrokken. De VOORZITTER zegt, dat tegen een memoriepost geen bezwaar bestaat. Hierop wordt een memoriepost uitgetrokken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 201