Hoofdstuk ÏX. (Ondersteuning aan behoeffigen en werkloozen.) 204 21 JANUARI 1929. De heer RIPPEN wijst erop, dat het aantal werkloozen hier ter stede nog altijd vrij beduidend is. Het loopt tusschen de 200 en 300. Om nu in de werkloosheid te voorzien, kan men niet volstaan met wat plannetjes over te leggen. Er dient een groot plan van werkverschaffing te worden opgezet. Nu is het Spr. opgevallen, dat er dezen winter bij het sneeuwruimen veel arbeiders beschikbaar waren. Voor een geregelde werkverschaffing behoeft het object niet zoo groot te zijndaarvoor zijn te weinig werkloozen. De sneeuw ruimers kunnen echter ook andere werkzaamheden verrichten. De heer VAN BUITENEN zegt, dat het aantal sneeuw ruimers geen maatstaf is voor het afmeten der werkloosheid. Wanneer sneeuw moet worden geruimd is het voor velen z.g. „onwerkbaar weer", waardoor het aantal niet-werkenden, zeer tijdelijk, abnormaal groot is. Voor het kleine aantal werkloozen, dat in den zomer geen emplooi kan vinden, kan echter geen groot plan worden opgezet. De menschen, die zeer tijdelijk werkloos zijn, zijn bovendien niet op werkverschaffing gesteld. Volgnummer 475. Kosten van het gemeente-ziekenhuis. De heer COHEN heeft het vorig jaar reeds gewezen op den treurigen toestand, die er voor patiënten bestaat, die ter observatie wegens krankzinnigheid in het ziekenhuis worden opgenomen. In verband met de voorgenomen verandering van de inrichting van het ziekenhuis, dringt Spr. aan op het aanbrengen van centrale verwarming. De VOORZITTER zegt, dat er reeds verbeteringen zijn aangebracht, doch daar moet het niet bij blijven. Wel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 204