208 21 JANUARI 1929. toewijzing van standplaatsen aan taxi-chauffeurs reeds vroeger uiteengezet heeft en beroept zich hierbij op art. 179a der Gemeentewet. Spr. meent, dat Burgemeester en Wethouders hierbij zijn getreden in de rechten van den Raad, die de voorwaarden heeft vast te stellen. Burge meester en Wethouders hebben alleen de uitvoering van de besluiten van den Raad. Ten einde hieromtrent een uitspraak van den Raad te verkrijgen, stelt hij de volgende motie voor: „De Raad van oordeel, dat, in overeenstemming met de „bepalingen van de Gemeentewet, de voorwaarden, waarop „het aan taxi-chauffeurs is vergund in onze Gemeente stand plaatsen in te nemen, door den Gemeenteraad behooren te „worden vastgesteld, noodigt Burgemeester en Wethouders „uit, de nieuwe voorwaarden, ingaande Mei 1929, ter goed keuring aan den Raad voor te leggen." De VOORZITTER geeft in overweging, deze motie in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies. Daartoe wordt besloten. De post wordt alsnu goedgekeurd. Hoofdstuk XII. Belastingen. De heer HAALMAN wenscht naar aanleiding van de besprekingen in een der vorige vergaderingen over het voorstel van den heer Gruijs tot wijziging van de ver ordening op de gemeentelijke inkomstenbelasting, het een en ander over de heffing dier belasting in het midden te brengen. Dat voorstel is toen aangehouden met het oog op het aanhangige wetsvoorstel tot herziening van de financiëele verhouding tusschen Rijk en Gemeenten. Over

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 208