210
21 JANUARI 1929.
toenemingen te herzien en eenigszins hooger te stellen,
waardoor de hoogere inkomens zwaarder worden belast.
Spr. wenscht hierop thans reeds de bijzondere aandacht te
vestigen.
De oud-wethouder Pelster heeft indertijd gezegd, dat,
als het tot een vermindering van belasting komt, de opcenten
op het personeel allereerst moeten worden verlaagd. Een
van de grondslagen voor die belasting is de huurwaarde.
Een feit is het, dat het inkomstenpeil in de laatste jaren
wel is gedaald, doch dat de huren gelijk gebleven zijn en
alzoo niet meer in overeenstemming met het inkomen.
Daardoor is de personeele belasting op zich zelf reeds een
onbillijkheid geworden, en natuurlijk ook de opcentenheffing.
Daarom zou in de eerste plaats de hoofdsom der personeele
belasting moeten worden verlaagd. De gemeente heeft hierin
echter geen medezeggenschap, maar wel wat de opcenten
betreft. Spr. wil hiervan echter thans geen voorstel maken,
doch hoopt, dat de Wethouder van financiën daarmede
rekening zal houden als straks de vaststelling van den ver
menigvuldigingsfactor aan de orde zal worden gesteld.
De heer RIPPEN sluit zich aan bij den heer Haaiman
en wijst op Tilburg, waar men onlangs den aftrek voor
noodzakelijk levensonderhoud heeft gebracht van f 800,
op f 850,Daar is men blijkbaar niet teruggedeinsd van
een verhooging van den factor, die nu van 1.35 op 1.44 is
gebracht. Vrees voor uittocht van de voornaamste belasting
betalers schijnt daar niet te bestaan. Spr. hoopt dan ook,
dat men hier het voorstel van den heer Gruijs zal aan
nemen.
De heer VAN DE VEN had niet verwacht, dat deze zaak
thans weer ter sprake zou zijn gebracht. Bij de behandeling
van het voorstel-G ru ij s heeft Spr. gezegd, dat het beter is
met de herziening van de belasting te wachten, totdat over
het wetsontwerp, regelende de financiëele verhouding tus-