KAPITAALDIENST. Hoofdstuk IV. (Volksgezondheid). 21 JANUARI 1929. 213 De heer HAALMAN is ten aanzien van het wetsontwerp op de financiëele verhouding niet zoo optimistisch gestemd als de heer Van de Ven. Er is vroeger weieens voorge steld om dergelijke belangrijke kwesties op te dragen aan een commissie van onderzoek. Als daartoe ooit aanleiding had bestaan, dan was het zeker thans, ten einde na te gaan in hoever het wetsontwerp al of niet van belang is voor Breda. Spr. heeft zich bij zijn beschouwingen slechts bepaald tot het noemen van enkele cijfers. Wat de lagere inkomens betreft, maakt Breda niet zoo'n ondraaglijk figuur. Spr. heeft alleen willen aantoonen, dat Breda beschroomd is om de meer draagkrachtigen aan te pakken. Iemand met een inkomen van f 40.000,kan vrijwel wonen, waar hij wil. Die menschen gaan voor eenige honderden niet uit Breda. De personeele belasting heeft Spr. alleen aangehaald met het doel, om bij de vaststelling van den factor met het door hem besprokene rekening te houden. Volgnummer 656a. Kosten van oprichting van een volksbadhuis. De heer COHEN vraagt, of Burgemeester en Wethouders kunnen mededeelen, in welk stadium de oprichting van het badhuis verkeert en waar dit zal verrijzen. De heer VAN MIERLO zegt, dat die vraag ook in de afdeelingen naar voren is gebracht. Het is niet zoo gemak kelijk om aanstonds een juiste plaats te vinden. Beter is het, eerst naar een goede plaats uit te kijken dan het gebouw zoo maar klakkeloos ergens neer te zetten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 213