21 JANUARI 1929. 215 behoeften voorzag. Maar, het College gaf door het stichten van dit woningcomplex toch blijk, voor zoover het in zijn vermogen lag, aan den grooten nood tegemoet te willen komen. Dat er niet afdoende in het gebrek werd voorzien, lag derhalve niet aan het College van Burgemeester en Wethouders, maar aan de omstandigheid, dat er geen ter reinen voor dit doel beschikbaar waren. Ik wil van deze gelegenheid dan ook gaarne gebruik maken om mijn dank en hulde aan het College te betuigen voor de voortvarende wijze, waarop dit het woningvraagstuk na de grensuitbreiding heeft ter hand genomen. Het wekt dan ook vertrouwen, wanneer men in de nota van Burge meester en Wethouders de opsomming leest van wat er in de naaste toekomst te dien opzichte tot stand zal worden gebracht. Maar toch, Mijnheer de Voorzitter, wil het mij na rijpe overweging voorkomen, dat wanneer de gemeente Breda onder behoorlijke voorwaarden gelden beschikbaar wilde stellen aan eigenbouwers onder hypotheek verband tot een maximum van 70 tot 85 der stichtingskosten, het tekort op nog snellere wijze zou verminderen dan tot dus ver. Het ligt voor de hand, dat de gemeente de gronden tegen matigen prijs beschikbaar zal moeten stellen. Ik ontveins mij niet, dat aan het scheppen van een der gelijke regeling groote moeilijkheden verbonden kunnen zijn, maar evenals Burgemeester en Wethouders van Eind hoven in hun nota aan den Raad, in zake deze aangelegen heid, zeggen, ben ik stellig overtuigd van het groote belang dat voor de arbeidende klasse aan het bezit van een be scheiden eigen woning is verbonden en waardoor ook het algemeen belang in sterke mate wordt gediend. Ik zou bij deze dan ook aan het College willen vragen, wanneer door leden van den Raad binnen een niet te lang tijdsbestek een uitgewerkt voorstel zal worden ingediend, of er dan op een welwillende beoordeeling en zoo mogelijk op medewerking van de zijde van Burgemeester en Wet-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 215