16 JANUARI 1929.
23
De heer MEIJV1S zegt, dat uit de tewerkstelling van
werkloozen bij den dienst van Openbare Werken blijkt, dat
men eerder met een goede werkverschaffing had moeten
beginnen. Spr. herinnert in dit verband nogmaals aan het
voorstel der commissie van advies, tot ophooging van gron
den in den Belcrumpolder, en wijst er op, dat het voor de
personen in kwestie hetzelfde is, of zij met velen dan wel
met weinigen werkloos zijn. Voorts wijst Spr. er op, dat
bij de werken aan de Dijklaan ongehuwde kostwinners zijn
ontslagen om gehuwden in dienst te kunnen nemen. Spr.
gelooft, dat er hier, evenals in Middelburg, permanente
werkloosheid heerscht, zij het dan in beperktere mateer
dient dus ook hier een goede werkverschaffing te zijn.
De heer VAN VEEN vraagt, waarom het voorstel van de
commissie van advies, tot ophooging van gronden in den
Belcrumpolder, niet door Burgemeester en Wethouders is
aanvaard.
De heer VAN MIERLO antwoordt, dat een voorstel daartoe
den Raad eerlang za! bereiken.
De heer VAN BUITENEN deelt mede, dat de technische
adviezen, welke Burgemeester en Wethouders hebben inge
wonnen, niet gelijkluidend waren voor wat betreft de grootte
der uit te voeren plannen voor werkverschaffing; daaidoor
is het indienen van dit plan vertraagd. Spr. bestrijdt de
bewering van den heer Me ij vis, dat hier, eenigszins be-
teekenende, permanente werkloosheid zou heerschen. Ver
volgens zegt Spr., dat hij het een verdedigbaar standpunt
vindt, dat ongehuwde arbeiders worden ontslagen ten einde
gehuwde in dienst te kunnen nemen.
De heer MEIJVIS merkt nog op, dat hij het heeft gehad
over het ontslaan van ongehuwde arbeiders, die kostwinner
waren.