31 JANUARI 1929.
241
ons ter wille geweest en dit willen wij hem ook zijn, zoo
dat hij nu kan bouwen.
Kan de gemeente met de andere menschen tot overeen
stemming komen, dan zal er voor straataanleg worden ge
zorgd; deze straat staat echter niet op het uitbreidingsplan,
doch om eenige orde te scheppen in deze omgeving, is
aanleg van deze straat gewenscht.
De heer ESBACH hoort nu van Burgemeester en Wethou
ders, dat zij op het voorstel van de eigenaren van den grond
niet ingaan. Volgens Spr. had het op den weg van Burge
meester en Wethouders gelegen, om dit aan die menschen
mede te deelen. Dat is toch niet te veel gevraagd. Dat de
betrokkenen trachten er een slaatje uit te slaan is heel be
grijpelijk. Een ieder tracht iets te bereiken op de manier
die hem het voordeeligst is; dat doet de gemeente ook.
De aansluiting aan het gemeente-riool kan hier op gemak
kelijke wijze en met geringe kosten geschieden. De bedoeling
van de grondeigenaren is, deze aansluiting voor niets of
zoo goedkoop mogelijk te verkrijgen. Spr. meent, dat de
gemeente Breda door niet te schrijven een gemakkelijk te
behalen voordeel heeft laten voorbijgaan.
De heer VAN VEEN vraagt naar den norm, welke Bur
gemeester en Wethouders in dergelijke gevallen aanleggen.
De heer VAN MIERLO: De menschen krijgen een be
hoorlijke straat en een degelijk trottoir voor hun deur
als de grond kosteloos aan de gemeente wordt overgedragen.
Dat is hier de norm. Burgemeester en Wethouders trachten
hierin zooveel mogelijk één lijn te volgen.
De heer VAN BUITENEN merkt op, dat de norm in vele
gevallen verschillend kan zijn, in verband met het algemeen
belang dat er mede gediend wordt. De hier bedoelde