242 31 JANUARI 1929. eigenaren hebben niets aan den grond. De gemeente komt ze bovendien tegemoet door straat- en trottoiraanleg en volgens Spr. is het daarom voor de betrokkenen volstrekt geen opoffering als zij den grond kosteloos aan de gemeente overdragen. De heer VAN VEEN vindt, dat er omstandigheden kunnen zijn, dat men voor een klein stukje grond veel geld geeft. De heer RIPPEN acht het niet juist, dat de betrokkenen geen antwoord hebben gekregen. Spr. vraagt naar de redenen daarvan. De heer VAN M1ERLO: Er is, voor zoover mij bekend, geen schrijven aan Burgemeester en Wethouders; de eige naren hebben hun eischen aan de directie van openbare werken doen weten, nadat zij namens deze directie persoonlijk bezocht en op de hoogte gesteld zijn. Een schrijven van Burgemeester en Wethouders was daardoor overbodig. Ten overvloede is echter door Burgemeester en Wethouders nog eens aan de betrokken personen bericht, dat „ij trottoirs krijgen, indien de gemeente Breda den benoodigden grond kosteloos in eigendom krijgt. De heer RIPPEN zegt, dat de heer Esbach dan de toedracht niet juist heeft weergegeven. De heer ESBACH74 eigenaren hebben aan openbare werken geschreven. i De VOORZITTER merkt op, dat voor beantwoording deze zaak nog niet rijp wa'. Waren wij het met alle grond eigenaren eens, dan had de afdoening gemakkelijk en vlug kunnen geschieden. Nu is het een kwestie welke lang hangende kan blijven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 242